“Zullen we doktertje spelen?”, vraagt Julia me. Ze heeft haar dokterspullen al op de bank klaar liggen. Een stethoscoop, een bloeddrukmeter, een plastic ding in de vorm van een pleister, een otoscoop (ja, ik wist ook niet dat het zo heette hoor, het is zo’n ding waar je mee in je oor kan kijken) een prik en een koortsmeter.
Ze gaat liggen, maakt haar buik vrij en zegt: “Ik heb zo’n buikpijn”. Ik luister met de stethoscoop, doe alle testen die mogelijk zijn met haar toolkit en uiteindelijk geef ik haar een prik en zeg: “Zo, jij bent weer beter.” Julia vindt het geweldig, nu mag ik gaan liggen en verandert zij in dokter Julia.
Gezondheid hangt niet samen met een prik
Toch twijfel ik of ik dit spelletje met haar moet spelen. Of nog beter: dat ik dit spel met haar speel en haar andere dingen er bij kan leren, zodat ze leert dat gezondheid niet samenhangt met een prik.
Ik vertel mijn kindjes altijd over hoe wonderlijk het is dat als je valt, en een wond hebt, je lichaam dat zo fantastisch mooi zelf kan herstellen. En tuurlijk, een pleister helpt om je lichaam even rust te geven omdat er geen troep in komt, maar het daadwerkelijke werk, gebeurt door je lichaam.
Ik heb het er met mijn kindjes over dat als zij moeten overgeven, dat dat een superfunctie is van hun lichaam, die ervoor zorgt dat hun lichaam zich opschoont zodat het lichaam weer beter wordt.
Ik vertel hen dat als ze buikpijn hebben, het een signaal van hun lichaam is waar ze naar mogen luisteren. Dat het lichaam vertelt dat er even iets niet goed zit. En dat dat iets kan zijn van hun lichaam, maar ook dat het een signaal kan zijn dat er iets anders in hun leven niet lekker zit. Want zo gaaf is je lichaam.
Dat als je lichaam hoofdpijn heeft, dat je lichaam even moet rusten, dat er iets teveel is geweest, of het nou eten is of spanning.
Ik probeer hen te leren dat hun lichaam hen helpt en dat het niet pijn doet om te pesten.
Ik geef mijn kinderen dan ook bijna nooit een paracetamol of iets dergelijks. Misschien omdat ik het geluk heb dat ze het bijna nooit nodig hebben, of misschien hebben ze het bijna nooit nodig omdat we samen proberen te luisteren naar wat hun lichaam zegt en daarop schakelen.
Leren we onze kinderen wel voldoende dat zij zichzelf kunnen helen?
Leren we onze kinderen wel voldoende dat zij zichzelf kunnen helen? Of leren we hen dat ze vooral niet op hun lichaam mogen vertrouwen? Hoe vaak horen we mensen wel niet zeggen: “Ik voelde dat het niet klopte, maar ik vergat te luisteren.”
Omdat we altijd maar dingen willen testen, willen checken. In de afgelopen jaren vertellen we ze dat je soms niet weet of je ziek bent, ook al heb je geen klachten. En is dat eigenlijk wel waar? Of zijn we zelf te ver afgesneden geraakt van datgene wat ons lichaam ons vertelt dat we iets zijn gaan geloven wat niet waar is? Uit angst? Uit zorgzaamheid? Ik stel de vraag: Wat leren we onze kinderen?
Onze geest kan ons lichaam genezen maar ook schaden. Dus we moeten vol aandacht zijn over welke gedachtes we in een kind stoppen (en welke gedachtes we zelf hebben).
n.b. Natuurlijk ontzeg je je kind geen zorg van een professional als dat nodig is. Doe ik ook niet. Hartstikke fijn dat die zorg er is, en op sommige momenten is het gewoon wél nodig. Ik pleit alleen voor het feit dat onze blik op gezondheid misschien wel niet meer zo puur is, als dat hij ooit was en dat we mogen kijken naar onze kinderen en wat we hen leren.